vrijdag 4 november 2011

natuur

Ik weet ineens wat het is.
Als ik over een meertje staar, naar ruisende kreunende boomtoppen luister, de wind door mijn haren en de bladeren voel, als ik ver weg in het niets kan turen, water en riet kan ruiken, een aanstormende onweerslucht voel in mijn longen, geen mensen, geen impulsen, alleen ik in het niets. In het alles.
Als ik door de herfstbladeren schop, volle maan in al zijn glorie, geen gebouwen, donkerte, volledig alleen, de natuur en ik zonder kompas, als ik nu niet wakker word dan kan het mijn dood worden.
Ik weet ineens wat dat is.

Ik ben er minder door in de war.

Toen ik in een werfkelder woonde in de binnenstad van Utrecht laaide ik de vuurkorf op, s’nachts, de stad en gracht compleet in stilte, het water kalm, een reiger naast me, de boomtoppen verlicht. Stilte, vuur, water.

Nu woon ik in een woonwijk, de buren hebben geklaagd dat mijn afgewaaide bamboe rotzooi bij hun in de hal ligt. Of ik niet wat vaker mijn stoepje kan vegen.

Hoe verder weg van de essentie, hoe meer je tussen mensen woont.

donderdag 30 december 2010

oud en nieuw

Na de wansmaak van kerstdecoraties is er iets anders te verstouwen.
Oud en nieuw.

Er zijn tijden geweest van uitzinnige feesten en tijden van zelfreflectie, nu vecht ik tegen het opgedrongen idee dat ik iets moet.
Stel ik sociaal nog iets voor wanneer ik geen feest heb met mijn 50 beste vrienden? Hoe moeilijk is het, om niet te twijfelen, je zelfvertrouwen niet te laten aantasten, geen lichte paniek te voelen als je gewoon alleen thuis blijft, zonder er een queste van te maken.
Ook niet om 12 uur voor je zien dat er dit keer geen vrienden opspringen, je omhelzen, luid schreeuwend dat het jouw jaar wordt. Zelfs dat niet.
Gewoon niks.

Ik heb dit 1 keer eerder gedaan en ik kan het iedereen aanraden. De bevrijding, het grote niks, weerstand, verzet, tegen alle bedoelingen in.
Geen zuipfestijn, geen vreetpartijen, niks de zon op zien komen, geen zelfreflectie, geen goede voornemens, niet het jaar doornemen, niet emotioneel worden, geen overzichten, niet doen alsof 12 uur speciaal is.

Vuurwerk afsteken is ooit bedoeld om de demonen te verdrijven, de boze geesten. Ik doe dat op mijn manier. De waanzin overleven, in stilte, in verzet.

De beloning is groot.

Als ik op nieuwjaarsdag zonder kater, op een normaal tijdstip opsta, fris en fit dan struin ik door de afgestorven binnenstad.
Wakker. Alleen. Lopend door de troep van de nacht, verschraalde feesten, tot mijn enkels in de rode puin, een verlaten oorlogsgebied doorkruisen, de laatste dronken jongen leunend tegen een gevel die me iets toewenst en afslaan naar de singel, eenden en vogels zien die het ook overleefd hebben en frisse lucht inzuigen,

dan heb ik de boze geesten verdreven.

woensdag 11 augustus 2010

in gesprek met de zwaaizwerver

Ik stap van mijn fiets af en stort mezelf in het avontuur. Vlak voor me zit de zwaaizerver op een bankje in de zon. Alsof hij zat te wachten op deze ontmoeting spreekt hij me aan, hey hallo!! kom je naast me zitten? en hij schuift demonstratief op terwijl hij zijn hand naar me uitsteekt, hoe heet je?, wat doe je?, ben je hulpverlener?.

Hij wil meteen een roos voor me kopen, mag dat?, kom mee. Onderweg zwaait hij vriendelijk naar wat vrienden maar eenmaal in de bloemenwinkel zakt de stemming een beetje. ‘dat kan ik niet betalen’ komt er zachtjes uit. Geeft niks zeg ik, ik had ook veel meer zin in een ijsje, mag ik trakteren?
Over de veroorzaakte commotie in de ijscowinkel kan ik een apart hoofdstuk schrijven, we zetten de hele tent op zijn kop terwijl hij me ondertussen geïnteresseerde en intelligente vragen stelt over mijn vak. We lopen, hij met 2 ijsjes, terug naar het bankje.

Mijn zwaaizwerver heet Ben.
Met een brede lach in zijn baard vertelt hij me zijn verhaal. Ik ben niet gek hoor, ik heb korsakov, verder niks. En dat is niet zo erg want ik mag nog steeds drinken. Hij is 68 en gepensioneerd magazijnmedewerker, in het bezit van een eigen bed bij de opvang. Na de vraag waarom hij veel is gaan drinken leunt hij sentimenteel achterover, ‘ach jaa’, de ijsjes beginnen te smelten in zijn handen, en dan kijkt hij me resoluut aan en zegt met een veelbetekenende blik ‘huwelijk’.
‘En nu moet ik af en toe nog drinken omdat er van die stinkerds in de opvang komen die zichzelf niet wassen'.

Ik vraag of hij de scheldende vrouw kende, wat er van haar geworden is. ‘Jazeker, wat ging die tekeer he?, en wat een stem, maar ja, dat was een intellectueel, en die intellectuelen kunnen zich biefstukken veroorloven, daar krijg je een flinke krachtige stem van. Ze zit nu onder de allerzwaarste medicatie, en nog scheld ze me wel eens uit’.

Hij vertelt dat hij spaart voor een winterjas, ik vraag hem of hij geld nodig heeft. ‘als een lening?’ nee een gift. ‘Hoeveel?’ Ik zeg vraag maar. ‘dus wat ik vraag ga jij me geven?’ Ja, als je niet te veel van me vraagt. Terwijl de pretoogjes op me gericht blijven denkt hij lang na. ‘een tientje?’ Ik moet het briefje in zijn borstzak stoppen want hij heeft zijn handen nog vol aan de ijsjes, dichtknopen ook ‘want er lopen hier veel zwervers rond’. Terwijl ik me af vraag hoe lang hij dit onthoud, of die bloes met tientje en al in de wasmachine verdwijnt, of veel beter, dat hij straks voor 10 vrouwen een roos koopt, zegt hij ‘Gelukkig, nu kan ik weer slapen, ik slaap slecht als ik geldproblemen heb’.
Hij veert weer op als er een bekende langs loopt, HALLO!!. ‘ja’, vertrouwt hij me toe, ‘ik heb heel wat vriendinnetjes hier, die ken ik allemaal nog van vroeger’.
Hij leunt tevreden achterover. ‘jaaah, ik ben een gelukkig mens’

We zijn een poosje stil, allebei gelukkig, en ik begin te begrijpen waarom.
Ik voel me lekker, niet omdat ik een sociaal bewogen goede daad heb verricht, maar om iets heel anders.
Dit gevoel komt zelden voor.
Ik stond voor hem, twijfelend of ik de fiets opzij zou zetten, en hij spreidde zijn armen open voor een gesprek, er was geen seconde van afwachting, aftasten, angst, schaamte, nadenken, toetsen.
Ik werd uitgenodigd, onbevangen.


Ik stap op de fiets, dag Ben!,
2 ijsjes schieten de lucht in, ‘dahaaaag Marieke!!!’

dinsdag 3 augustus 2010

zweef!

Als je erover gaat nadenken, dan stelt het niet veel voor. Het zweefmolentje op De Parade is maar simpel en klein. Knullig zelfs.
Toch is het elk jaar de kracht van De Parade. Het trefpunt, het hoogtepunt. Opperste magie.

De opwinding in de rij, rennen, op zoek naar een leeg bakje, niet meer loslaten, al juichend mijn benen tussen de stangen door want achterstevoren is vooruit, in haast, enthousiasme en lichte beneveling ontstaan de eerste blauwe plekken. De bel gaat, de adrenaline schiet door mijn lijf, we gaan!. Ik grijp de man vast, hier gelden geen regels, we gaan!. Voeten zijn los van de aarde, ik zwiep ze flink de lucht in, wind in de haren, we worden aangezwengeld, de horizon zwalkt, de festival geluiden pulseren, ik ben nergens anders dan hier, ik vlieg, ik ben los, het is nu, ik zweef!
De bel, de rij in, met welke man dan ook, de voeten los, wind in de haren, ik vlieg, ik ben los, ik zing, ik zweef!

Een van de principes van het taoïsme is dat dingen in hun oorspronkelijke eenvoud hun eigen natuurlijke kracht bevatten, een kracht die gemakkelijk verloren gaat wanneer die eenvoud verandert.

Op de polaroid's die gemaakt werden herken ik mezelf niet, ik zie iemand in euforie.
Daar begrijp ik taoïsme niet alleen, ik en de zweefmolen Zijn het.

vrijdag 23 juli 2010

de zwaaizwerver

Hij is er al een poos maar sinds kort heeft hij mijn aandacht.

Er loopt een prachtig scala aan daklozen, junks en geestelijk zieken over de Oudegracht en Twijnstraat, door verschillende opvang-, en behandelcentra in de buurt. Ik werk en woon daar en als je dagelijks door dit pluimage loopt valt niks meer echt op, tenzij het nog gekker wordt; een magere man op leeftijd die, met pipi langkous staartjes, kniekousen, glitteroogschaduw, zijn roze speelgoed koffertje onder zijn snelbinders probeert te krijgen, bijvoorbeeld.

Er wordt me dagelijks een fiks aantal keer gevraagd om een euro en zelden op een vriendelijke manier. Iets te roken dan?. Is dat wijn wat je bij je hebt? Ik kan vanuit mijn ooghoeken al zien wie een poging gaat doen om me te benaderen. Ik heb in de loop der jaren een zeer effectieve afwijzing ontwikkeld. Pas tot op het allerlaatste wachten met oogcontact, dan resoluut aankijken en Nee zeggen, nog voor de vraag komt. Gegarandeerd succes.
Eerst gaf ik nog regelmatig mijn kleingeld, nam brood, fruit en zelfs blikken bier mee als ik de Albert Hein uit kwam, maar dat is lang geleden.
Ik weet nog waar het keerpunt zat. Er liep een aantal jaar geleden een vrouw rond, een constante stroom aan scheldwoorden uitstotend, iedereen moest het ontgelden, als je langs haar liep werd je genadeloos afgeslacht, met commentaar op je kleding als toegift. Geslachtsdelen en ziektes echoden 24/7 door de Twijnstraat.

Dan deze man. Hij heeft me gered van de onverschilligheid voor daklozen.
Hij zwaait.
Hij gaat op een brug staan en zwaait naar de rondvaartboten. Of bij een kruispunt, zwaaiend naar mensen die voor een stoplicht staan te wachten. Tot hij op groen springt. Iedereen die over de Twijnstraat of de Oudegracht loopt of fietst wordt begroet.
Een glimlach op zijn bebaarde gezicht, grote blije ogen als hij me ziet, de hand schiet fier de lucht in, ‘hallo!’, oh de euforie, de glimlach zo mogelijk nog breder, ‘goeiemorgen!’, de hand met wijde gebaren van links naar rechts, ‘hallooo!’.

Ik zwaai tegenwoordig een paar keer per dag heel uitbundig terug.

zondag 11 juli 2010

woensdag 7 juli 2010

buurman en buurman

Het begon met water wat niet zo lekker doorliep. Heel simpel.
Ik douche in bad dus het is niet eens zo’n probleem. Bovendien heeft het nooit goed door gelopen. Toch ineens, waar komen die dingen vandaan?, was ik het zat.

Die houten ombouw aan het eind van mijn bad die kon best open, ik ging wel eens even de sifon eraf draaien en schoonmaken.
Eraf ging prima. Sifon bleek schoon. (?)
Waar kwam die rubberen ring ineens vandaan?. Bij de boel er weer op monteren, mezelf in allerlei bochten wringend, is die schroefdraad nou lam gedraaid?, breekt het zweet me uit. Met mijn hoofd door de opening aan de bovenkant, op zijn kop dus, begin ik me wat kwaad te maken. Het daglicht wordt minder, gemompel gaat over in gevloek. Mijn vingers raken beschadigd van het draaien met woeste kracht, en ik voel spierpijn opkomen.
Enigszins vast, en testen, kraan wijd open en een grote lekkage ontstaat! Ik ben ondertussen een verwilderd klus monster. Badkamer had ik net schoongemaakt en nu is het een ravage, overal bruin water, modder, gereedschap. Ikzelf bezweet, denk aan een frisse douche.

Omdat ik een partner mis die me af en toe tot de orde kan roepen vervul ik tegenwoordig die rol zelf. “nou rustig worden, even nadenken” En ik bedenk dat ik dat bedrijf maar eens moet gaan bellen die afvoeren door kan spuiten, en voor die tijd moet er een nieuwe sifon op, dan moet ik ook dat vloer afvoerpunt bij de wasmachine maar eens afdoppen anders komt het daar omhoog.
Nu dat oude beige bad toch losgekoppeld is, kan ik er misschien beter meteen een nieuwe neerzetten. Dan moeten eerst die wandtegels eraf. Komt die mechanische beitel weer eens van pas. En ach, als ik dan toch bezig ben, misschien is het tijd om dat badkamer ontwerp wat al een poosje ligt, gewoon eens uit te voeren.
Lekker alles nieuw.

Wie kent die klei animatie serie ‘buurman en buurman’ waarin kleine klusjes veranderen in steeds grotere, ik moet er vaak aan denken.
Mijn buurman is op vakantie, maar ook in mijn eentje had ik vanavond de hele badkamer kunnen slopen als ik niet geleerd had, en dat is pas een recente verdienste, hoe ik mezelf kan terug roepen.


Ondertussen, hoe rustig ik ook ben, zit ik met een ontkoppeld bad. Douchen is niet mogelijk. Gelukkig heb ik sinds kort prachtig zwemwater ontdekt.

zaterdag 3 juli 2010

high

Het kwam uit de lucht vallen.
Het kwam van boven.
Het studentenhuis boven me liet een joint vallen! Eentje van begin tot eind intact, een toeter, gekocht in de winkel, viel in mijn tuin.

Ik hield voor het eerst een joint vast.
Er belde niemand aan, uit gene?, maar de impuls om hem weg te gooien werd ondertussen onderbroken door een frisse kijk op mijn grenzen. Kinderlijk zenuwachtig en opgewonden besloot ik het ding te bewaren.

Maanden later.
Zacht uitgedrukt, een niet zo vrolijke avond. Door neerslachtigheid in het algemeen en liefdesverdriet in het bijzonder, ging mijn oog naar de plek waar ik hem had opgeborgen. Ik durfde wel. Erger kon het toch niet worden.

Ik begon aan die toeter. Halverwege nog steeds geen effect, besloot ik dat buiten de extreem vieze lucht die het verspreide, het niet het gewenste resultaat op mij had. (lees; wat kan het mij allemaal verdomme, het is allemaal niet belangrijk, het is wat het is en het is eigenlijk heel grappig). Ik propte het ding kwaad uit en smeet drugs voor altijd ritueel in de vuilnisbak waar het hoorde.

Wat er daarna gebeurde zal me nog lang bijblijven.
Er trad een soort verlamming op. Ik analyseerde die traagheid, die onwil van mijn lijf, die vreemde slaapstand (screensaver met vissen en alles) zo dronken was ik nog nooit! en toch kon ik nadenken. Ik was verre van vrolijk, dit was oorlog. Ik moest vechten en hard ook, wilde ik dit overleven en de baas blijven en er lucide uitkomen, het was nu of nooit. Ik stak mijn hoofd naar buiten, de tuin in. Hardop zei ik ‘niet grappig’ en ook daar kon ik niet om lachen. Een uur. Het kan ook 2 uur geweest zijn. Zo stond ik daar, voorovergebogen, op zoek naar frisse lucht, wachtend tot het beter of leuker zou worden. Ik zocht mijn telefoon, moest ik iemand bellen? Bijna kotsen. Uitzitten, desnoods de hele nacht zo blijven staan, gebogen met je kop buiten de deur, wachten. Elke minuut is er een, intens bewust van hier en nu, van elke seconde, ik ben er nog.

Het kwam van boven. Alles zal je toe vallen. Maar soms moet je ervoor bedanken.

zondag 27 juni 2010

zwemmen in de gracht

Ik heb vannacht in de gracht gezwommen.
Ik loop dagelijks langs dit stuk water, waar de gracht over gaat in de singel. Altijd bevangen door de schoonheid. En dit keer zwom ik er in.

Trok mijn rokje uit en sprong.
Midden in de nacht. Volle maan. Luid gillend; ik zwem in de gracht! Ik doe dat gewoon!
Wat een vrijheid. Wat een ruimte. Ik klom er uit, stond zeiknat op de kade en dook er weer in. Ineens onweerstaanbaar. Ook de vriend met wie ik op het terras zat begon zijn schoenen uit te trekken. We zwommen onder het gewelf door, familie eend volgde ons op een meter afstand. Meegenomen door de stroming. Ultieme absurdistische vrijheid.

Ik ga dit vaker doen. Eerst pimpelen op het Ledig Erf in Utrecht, dan zwemmen in de gracht, en ik nodig iedereen uit met me mee te gaan. Ik voorspel een trend. Als het laat genoeg is en er geen boot meer vaart, dan is de gracht van ons.
Neem handdoeken en luchtbedden mee.

zondag 20 juni 2010

een reclameleven

Ik kan het niet.
Ik voldoe niet aan het geschetste leven in reclames, ook al geven ze me de indruk dat ik dan heel gelukkig zou zijn.
Soms heb ik een reclameblok achter de kiezen die uiteen heeft gezet hoe mijn leven eigenlijk had moeten zijn.

Dan heb ik een prachtige succesvolle partner die me lief en wellustig aankijkt in de ochtend, in een opgeruimde slaapkamer met de terrasdeuren half open waardoor de gordijnen een beetje opbollen en een zonnige ochtendbries vol kamperfoelie uit het stopcontact stroomt, terwijl hij me een dienblad brengt met croissantjes uit de oven en fruit met zorg voor de juiste voedingsstoffen want we eten gezond dus kiezen we bewust het logo, waarna hij zich met ontbloot bovenlijf gaat scheren. Ik gebruik intussen mijn tubes voor alle mogelijke onderdelen van mijn lichaam, en neem voor de zekerheid wat supplementen en ochtendshots want ook mijn darmen en weerstand vergeet ik niet.
We hebben alle tijd.
Het gezin, waarmee we in onze emotioneel gekozen auto zonder sterretje vaak op weg zijn naar een prachtbestemming, elkaar verschrikkelijk gelukkig makend met veelbetekende blikken, rijdend over een schitterende weg langs de kust, is in complete harmonie
Onze families zien we vaak en bij voorkeur op tuinfeesten. Dan zitten we aan lange tafels vol salades en pasta en wijn maar we worden nooit dronken. We nemen altijd chocolade mee, onze liefde komt heel makkelijk en zichtbaar tot uiting. Iedereen is gezond en fit en vrolijk, het zijn pracht tijden. We zien elkaar graag.
Daarbuiten nemen we natuurlijk veel tijd om aan sport te doen, want slank zijn is belangrijk en bovendien heel sociaal. We doen daar vrienden op, waar we legendarische feesten mee organiseren en cocktails mee mixen tot de zon opkomt. Die groep vrienden zien we ook vaak in cafés, dan drinken we bier, we zijn heel hecht.
Ik heb natuurlijk ook een schitterende baan waarin ik in een maatpak heel intellectueel en toch amicaal met mijn collega’s de allerbeste ideeën gepassioneerd uitwissel, me totaal niet bewust van het enorme succes en de macht die ik heb, mijn lippenstift en deodorant, met zorg uitgekozen, houden het net als ik vol.
En soms hebben we zin om tijd voor onszelf te nemen, want dat is ook belangrijk. Dan kom je zo lekker tot rust.

Ik ben wel eens tot tranen toe geroerd door reclames.

Want de meest effectieve manier om iemand spul te laten kopen is inspelen op behoefte aan liefde, vriendschap, erkenning, goedkeuring, gezien worden, betekenis, verbintenis, iets waard zijn. (!)
En dat is precies waarom het werkt. Er is lang over nagedacht en volledig bijgeschaafd, het werkt als een goed geoliede machine, het raakt ons daar waar we kwetsbaar zijn.

Ik heb als interieurarchitect ooit een supermarktconcept verzonnen, niet voor een opdrachtgever helaas, puur uit noodzaak ontstaan.
Er wordt geen tv of radio reclame voor gemaakt, geen folders door de bus want er zijn geen acties. Geen bonuskaart of zegels, voetbalplaatjes, bioscoopbonnen, bungels, wuppy’s, beesies of andere spullen die je niet wou hebben.
Dat gaat allemaal van de prijs af.
En je kunt er niet kiezen.
Je hoeft niet na te denken over wat het beste is voor je wasmachine of het milieu, of de kleur van je wasgoed.
De verpakkingen zijn er wit en hebben een duidelijke zwarte opdruk. ZEEP

donderdag 10 juni 2010

verkiezingsnacht

Ik ben geen deskundige op politiek gebied maar ik kan wel verf mengen.

Ik heb een goed gevoel voor wat er gebeurt met een kleur, primair of secundair, wanneer je ze door elkaar roert. Blauw met rood geeft paars, paars + iets anders wordt lastig want ik weet ook precies wanneer de grens bereikt wordt en er in plaats van een kleur de boel doodslaat in een bruine brij.
Het nadeel van bruine verf is dat je er niet zoveel meer mee kan doen, het blijft bruin, je kan het hooguit wat lichter of donkerder maken, maar het blijft bruin.

Als mij dat overkomt dan is het jammer, geef ik meteen mijn fout toe, gooi de boel weg en begin opnieuw, want ik ga niet 4 jaar lang naar een bruine muur kijken terwijl ik eigenlijk behoefte had aan iets verfrissends, een duidelijke en heldere impuls.

zondag 6 juni 2010

feest

Vrijdagnacht 02.30 uur. Verjaardagsborrel in de tuin, nog 5 mensen over.

De meegebrachte gitaarkoffer klapt open, een speech, een speciaal voor mij ingestudeerd stuk van 'beste lp gemaakt ooit' klinkt onwerkelijk goed. Een andere gitaar wordt uit de kast gehaald om Bach te kunnen spelen, klanken worden vergeleken. Discussie over stemmingen en toonhoogtes. een zangafspraak wordt gemaakt. Iemand trekt een dichtbundel uit de kast, piano uit de boxen, er wordt voorgedragen uit Ingmar's bundel, hij komt niet uit zijn woorden, niet door drank, nee, door emoties overweldigd. Iemand anders neemt het over, na 3 pogingen tevreden. Piano vervangt Leadbelly, gedempt, niet bedoelt om te dansen, alle glazen blijven heel, meer poëzie, en een verhitte politieke discussie barst los. Lege flessen vormen een groter wordende olievlek in de keuken. We bespreken niet alleen grote levensvragen maar ook alle landelijke en wereldproblemen met linkse en rechtse argumenten, analyses worden beargumenteerd, argumenten geanalyseerd, volmachten worden gegeven, we vallen aan en omhelzen elkaar.
Ik ben ouder.

maandag 24 mei 2010

moord op een muis

Het was gruwelijk, ik heb er nog dagen met afschuw aan terug gedacht. ook ik ben in staat tot een moord, onder de juiste omstandigheden.

3 jaar geleden haalde ik 2 katten uit het asiel, ze zijn er sindsdien maar 1 keer in geslaagd een muis te vangen, en die was al dood.

Ik stond die ochtend in de tuin. Er slopen 3 katten omheen, hij was in shock. Ik schepte het muisje in een bak en liet hem in mijn schuur weer los. die grenst aan andere tuintjes en is op zijn zachtst gezegd niet wind en waterdicht. Zo.

s' avonds polshoogte nemen, ik zie hem niet maar mijn kat heeft blijkbaar de hele dag zitten fantaseren en vliegt meteen de schuur in, ik loop nietsvermoedend de woonkamer in. Ik draai me om en sta oog in oog met Gijs die een muis in zijn bek klemt. Er gebeurt iets raars met me, ik hoor mezelf hard sissen. Zijn bek valt open van verbazing. Terwijl hij me met grote ogen blijft aankijken rent het muisje de tuin in.

Een dag later sleept mijn andere kat de muis naar binnen. De moed zinkt me in de schoenen, ik zie dat het mis is. Goed mis want het is niet dood en het leeft ook niet echt meer. Het is aan het sterven en het schiet niet op. Ik voel lichte paniek opkomen. Ik overweeg het in de schuur te leggen zodat ik deze doodsstrijd niet hoef aan te zien, en weet meteen dat het toch echt anders moet.
Ik bel de buurman, niet thuis.
En dan komt er een nieuw gevoel op, hoe afschuwelijk ook, ik heb een taak en ik zal hem uitvoeren. Ik sta op, praat mezelf moed in, ook dit kan ik heus wel alleen, en trek een handschoen aan.
Het verkrampt van de pijn als ik het oppak. Zelfs door de handschoen heen voel ik de warmte van het lijfje. Ik zie de meest vreselijke scenario's voor me, bloed wat tegen de wanden spat, slecht uitgevoerde pogingen, krakende schedels, maar ook tekenfilms, inclusief koekenpan. Uit pure paniek vraag ik, wil je dat ik je help? en leg het stervende diertje op de tegels neer.
Overtuigd van goed en fout. Ik moet dit doen, er is geen enkele andere uitweg, hier gaat het om in het leven, karakter tonen, kracht hebben, zelfs tegen je natuur in, doen wat nodig is.
Ik ga voor het eerst in mijn leven iets levends dood maken, opzettelijk.
En pak een houtblok.

Ik zit een eeuwigheid op mijn knieën, het gewicht van het blok en de teerheid van het lijfje inschattend.
Mijn katten kijken verschrikt naar deze ongewone situatie. Ik haal adem en breng het blok boven mijn hoofd. Concentratie. Ik zie mezelf zitten, het blok boven mijn hoofd en stel me voor dat de bovenburen nu naar beneden kijken, het is een volslagen idioot tafereel.
Als dat blok naar beneden gaat moet het snelheid houden. Vooral niet twijfelen.
Het wordt leeg, er komt een ijzige kalmte, mijn maag ontspant.
Nu!. Klap. Ik zie darmen.
Ik schiet van afschuw achteruit.

Ik zit daar minutenlang in shock, het blok nog waar het neerkwam. Mijn hoofd in mijn handen, met het besef dat ik het blok nog moet optillen en de boel van de stoep moet schrapen.

De volgende ochtend zie ik het platte lijkje weer in de tuin liggen. Het ligt er natgeregend de grootst mogelijke ellende uit te stralen. De katten vonden het nodig het weer op te graven, me te herinneren aan mijn gruweldaad. De darmen liggen er als slingers achteraan.


Ik weet precies welk houtblok het was. En de komende winter, als de houtkachel weer aangaat, dan zal ik het ook nog weten.